Gepubliceerd op 13-09-2018

Hutspot

betekenis & definitie

HUTSPOT, v. (in Zuidn. HUTSEPOT) zekere spijs, aardappelen, wortelen, uien en (ossen)vleesch door elkaar: hutspot koken: Geldersche -, Leidsche hutspot;

— (fig.) zij werden als hutspot door elkander gegooid, van vijanden die in verwarring geraken;
we zullen er hutspot van maken, hakken, hen in de pan hakken;
— daar is de heele hutspot, alles bij elkaar;
— ’t is eene echte hutspot, een echte rommel; hij ontdekt den heelen hutspot, hij heeft alles gemerkt, is achter de knoeierij gekomen;
— (gew.) elkander een hutspotje zenden, een proefje van de slacht (worst, hoofdkaas, balkenbrij, carbonaden enz.);
— (slag.) zoogenaamd afval van een varken (ooren, pooten, staart, stukjes vleesch en spek) om er erwtensoep van te koken; een slag hutspot, een of meer KG. daarvan.

< >