Gepubliceerd op 13-09-2018

Hoos

betekenis & definitie

1. HOOS, v. (hoozen), wervelwind van zeer kleine uitgestrektheid, ook windhoos genoemd; waterhoos, hoos die zich als eene draaiende zuil boven eene watervlakte bevindt en het water opzuigt; zandhoos, evenzoo boven zandvlakten.

2. HOOS, v. (hoozen), hoosvat.
3. HOOS, v. (hozen), (gew.) kous; (bij zeevisschers) leeren laarzen die de voeten en bijna het geheele onderlijf bedekken;
— (ook) overtreksel, koker, hoes: den boog in eene hoos steken. HOOSJE, o. (-s).

< >