HOOILAND, o. (-en), grasland dat gebruikt wordt om hooi te winnen (in tegenst. van weiland);
...LUIZEN, v. mv. (gew.) het zaad uit het hooi;
...MAAL, o. (...malen), maaltijd dien de boer na afloop van het hooien aan zijn arbeiders geeft;
...MAAND, v. de maand Juli;
...MADE, v. hooiland;
...MIJT, v. (-en), hooischelf;
...MUUR, m. (...muren), scheiding van met hooi gevuld gepleisterd latwerk;
...OOGST, m. het inzamelen van het gemaaide gras; (ook) al het hooi dat men daarbij verkrijgt: de hooioogst was dit jaar schraal;
...OPPER, m. (-s), benaming van de kleine stapels, waarop men het hooi op het land zet, nadat het is geschud;
...PERS, v. (-en), (landb.) werktuig waarmede men een voer hooi samenperst tot een klomp van M3;
...PONDER, m. (-s), (gew.) paal waarmede het hooi op den wagen wordt vastgelegd;
...RAAM, o. (...ramen), vierkant dat over een wagen wordt gelegd als men hooi laadt;
...ROOK, v. (...roken), groote stapel hooi op het land, gevormd door een aantal bij een geschoven oppers.