Gepubliceerd op 12-09-2018

Hoeder

betekenis & definitie

HOEDER, m. (-s), iem. die hoedt, bewaker: ben ik mijns broeders hoeder? (ontleend aan Gen. 9 4, en bij uitbr. gezegd als iem. zijn naaste niet voor de verderflijke gevolgen zijner handelwijze wil waarschuwen);

oppasser van vee, inz. in samenst. veehoeder zwijnenhoeder, enz.