HERHALEN, (herhaalde, heeft herhaald), nog eens doen, overdoen, opnieuw hetzelfde doen: deze bewerking moet eenige malen worden herhaald; hij herhaalde zijne wand,ding iederen dag;
— zich zelven herhalen, (van een kunstenaar, schrijver enz.) hetzelfde onderwerp meermalen behandelen deze schilder, dichter herhaalt dikwijls zichzelven;
— zich herhalen, nogmaals gebeuren, terugkomen: de koorts heeft zich niet herhaald; nog eens zeggen, herzeggen, overzeggen zij herhaalde haar verzoek; ik weet niet' of het waar is, ik herhaal alleen wat anderen mij hebben gezegd. HERHALER, m. (-s), die herhaalt.