Gepubliceerd op 24-02-2020

Hal

betekenis & definitie

Het begrip hal heeft 2 verschillende betekenissen:

1. hal - HAL, v. (-len), eene wijde, overdekte ruimte, waar koopwaren worden uitgestald en verkocht; ook in samenst. vleeschhal, lakenhal;
— ruime zaal, ridderzaal; hooge en ruime vestibule, in moderne heerenhuizen. stations enz.

2. hal - HAL, o. en v. bevroren plek in den grond onder de ontdooide bovenkorst: het is moeilijk het hal te bewerken; de hal zit nog in den grond, (ook) hal in den grond, wanneer ijs of sneeuw ondergespit is en dan de groeikracht der planten bellemmert.