GRACIE, v. bevalligheid, bekoorlijke zwier in beweging , houding en manieren hare bewegingen zijn vol gracie; aantrekkelijkheid door innerlijk of uiterlijk schoon zij mist alle gracie;
— -, (...ciën), (myth.) benaming van drie godinnen, gezellinnen van Venus de drie graden, Aglaja, Euphrosyne en Thalia; zie GRATIE.