GODSGENADIG, bn. bw. gansch, geheel: hij heeft den godsgenadigen dag gelanterfant;
— in hooge mate, buitengewoon veel, geducht: hij was godsgenadig dronken; iem. een godsgenadig pak slaag geven.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: