Het begrip glippen heeft 2 verschillende betekenissen:
1. glippen - GLIPPEN, (glipte, heeft geglipt), (w. g.) eene spleet in eene pen maken.
2. glippen - GLIPPEN, (glipte, is geglipt), op een glibberig oppervlak uitglijden mijn voet glipte op den gladden vloer; (ook) snel voortglijden men zag tal van sleetjes glippen over het ijs; hij glipte vlug door de menschen heen;
— ontglijden, ontschieten hij liet het glas uit de handen glippen; het touw glipte hem door de vingers, hij hield het niet vast;
— het geld glipt hem door de vingers, ongemerkt geeft hij zijn geld uit;
— den teugel laten glippen, de leiding uit handen geven;
— geen zucht glipte van haar lippen; toen vatte hij den draad van het gesprek, dien hij had laten glippen, weder op;
— de gelegenheid laten glippen, die ongebruikt laten voorbijgaan;
— iem. of iets laten glippen, laten schieten, aan hun lot overlaten;
— ontsnappen, vluchten hij is gaan glippen, hij heeft zich uit de voeten gemaakt;
— iem. laten glippen, toelaten dat hij ontvlucht. GLIPPING, v. (-en).