GIJP, v. (zeew.), het gijpen wacht u voor de gijp, pas op voor de gijp, neem u in acht voor het plotseling omslaan van het zeil, (soms fig.) wacht u voor de wisselvalligheid der fortuin;
— (w. g.) met eene gijp. met eene zwenking hij kwam met eene gijp op mij af.