GEZUSTERS, (minder gebruikelijk GEZUSTEREN), v. mv. twee of meer zusters de drie gezusters; (inz.) in verbinding met een geslachtsnaam, als benaming eener handelsfirma: de gezusters A. in garen en band;
— alle harten zijn gezusters, alle beurzen geen gebroers. men is milder met vriendschapsbetuigingen dan met geld.