Wat is de betekenis van Gezusters?

s.pl., susters.

soms: gezus'teren.

(gə'zustərs) mv. 1. twee of meer zusters. 2. benaming van een handelsfirma : De Gerritsen in garen en band.

Naamwoord: gezusters, zusters, zus, zoogzuster, tweelingzuster, stiefzuster, halfzuster, schoonzuster, behuwdzuster, pleegzuster, bastaardzuster, zwagerin, manszuster, broedersvrouw. zusterschap. Adjectief: zusterlijk, zusterloos.

v. (mv.), zusters in betrekking tot elkaar of bij elkaar: de drie m.n. in verbinding met een geslachtsnaam, als ben. van een handelsfirma: de ➝ in garen en band; (fig.) slaap en dood zijn twee —; (zegsw.) alle harten zijn -, alle beurzen geen gebroers, men is milder met vriendschapsbetuigingen dan met geld.

gezusters zn. mv. 'personen die elkaars zus zijn' categorie: geleed woord Mnl. ghesust(e)re (mv.) 'personen die elkaars zuster zijn', zoals in hi sach van tween gesustren 'hij zag twee zussen' [1265-70; CG II, Lut.K]; vnnl. gezusters 'id.' [1642; WNT]. Afleiding met het collectiefvoorvoegsel ...

GEZUSTERS, (minder gebruikelijk GEZUSTEREN), v. mv. twee of meer zusters de drie gezusters; (inz.) in verbinding met een geslachtsnaam, als benaming eener handelsfirma: de gezusters A. in garen en band; — alle harten zijn gezusters, alle beurzen geen gebroers. men is milder met vriendschapsbetuigingen dan met geld.

...

...