GEOORLOOFD, bn. (-er, -st), toegelaten, niet verboden (noch door de wet der zedelijkheid, noch bij wet of verordening der wettige overheid): is het geoorloofd hier te rooken ?;
— een geoorloofd vermaak, een vermaak waarvan de genieting niet verboden is;
— een geoorloofd middel, een middel dat men vrij mag aanwenden of toepassen. GEOORLOOFDHEID, v.