GEDUIVEL, o. (in de volkstaal GEDUVEL), o. het telkens of voortdurend gebruiken van het woord duivel als vloek om al dat gebliksem en geduivel geef ik geen zier;
— gebrui, gedoe, herrie, enz. ik hoor liever een schreeuwenden jongen, dan dat geduivel met boenders en schrobbers;
— gezanik, gekwel, gedonderjaag: houdt dat geduivel dan nooit op !