Gepubliceerd op 02-09-2018

Gedruisch

betekenis & definitie

GEDRUISCH, o. dof geluid of geraas; rumoer, leven een gedruisch van voetstappen; midden in 't gedruisch der stad;

— het gedruisch der wereld, of wel, dichterlijk, het aardsch gedruisch, het woelige, drukke leven der wereld of op aarde;
— (van een aantal verwarde, inz. luide kreten, uitroepen of stemmen) verward geluid, gegons, getier: een donderend gedruisch verhief zich bij deze woorden in de hoogte;
— (van golvend of sterk stroomend water) geruisch het gedruisch eener fontein; een gedruisch als dat van de golven der zee;
— (w. g.) (van den donder) gerommel;
— met gedruisch, met geraas, op luide of luidruchtige wijze: met vrij at gedruisch, met tamelijk veel geraas, rumoer of leven;
— met blij gedruisch, met eene van blijdschap getuigende luidruchtigheid.