GASTHUISLIEDEN, m. mv. personen die in het gasthuis verpleegd worden;
...MAND, v. (-en), draagmand waarmede men lijders en lijken van en naar een gasthuis brengt, brancard;
...MEESTER, m. (-s), bestuurder van een gasthuis;
...MOEDER, v. (-s), bestuurderes of moeder van een godshuis of ziekenhuis;
...MIN, v. (-nen), eene min of zoogster, aan een gasthuis, hetzij godshuis of hospitaal, verbonden ter verpleging van zuigelingen.