GALJOOT, v. (...joten, -s), platbodemd zeeschip met twee of drie masten, breed van boeg en achterschip, en ondiep; soort van kof met vaste verschansing, van 160 tot 500 ton metende; eertijds kleine galeien met 16 of 20 riemen;
— Barbarijsche galjoot, de Barbarijsche lichte galei, met een mast en 25 of 26 roeibanken;
—SCHIPPER, m (-s), gezagvoerder eener galjoot.