Gepubliceerd op 02-09-2018

Fiool

betekenis & definitie

FIOOL, v. (fiolen), flesch met langen hals en kleinen buik; (ook) apothekersfleschje;

— de fiolen van zijn toorn over iemand uitgieten, iem. ten volle zijn toorn laten gevoelen, heftig tegen hem uitvaren;
— fiolen laten zorgen, zich nergens om bekommeren.

< >