fiool
fiool - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) een medicijnflesje
Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)
De fiolen van zijn toorn uitstorten of uitgieten over iemand, heftig uitvaren tegen iemand; ongeremd zijn woede op iemand uiten. Een fiool of fiole is een van oorsprong Latijns woord, phiala, dat onder andere ‘schaal’ en later ook ‘flesje met smalle hals’ betekende. In Openbaring 15:7 is sprake is van de ‘seven gouden phiolen vol des toorns Gods’ (...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[v. Gr. phialè = vat meer breed dan diep; schaal] bep. flesje met wijde buik of lange hals; de fiolen van zijn toorn uitgieten, hevig verbolgen uitvaren; fiolen laten zorgen, zich zorgeloos gedragen.
Getty Research Institute (1990)
fiool - Kleine of middelgrote vaten, hoofdzakelijk voor medicinaal gebruik en toiletbereidingen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: