Gepubliceerd op 02-09-2018

Fait (fr.)

betekenis & definitie

FAIT (Fr.)

m. (-s), feit, daad;
— fc.it accompli, voldongen feit, gebetutenis die niet te herroepen is iem. voor een fait accompli stellen, plaatsen;
au fait zijn, op de hoogte van iets zijn, het door en door kennen, weten, begrijpen hij is geheel en al au fait.

< >