Gepubliceerd op 02-09-2018

Fabriek

betekenis & definitie

FABRIEK, v. (-en), inrichting inz. voor het grootbedrijf, waarin door samenwerking van talrijke arbeidskrachten, onder uitgebreide toepassing van de verdeeling van arbeid en in den regel ook door middel van machines, allerlei voorwerpen enz. gemaakt worden machine-, kaarsen-, sigarenfabriek; gasfabriek;

— inrichting van nijverheid, waarin gelijktijdig en op geregelde uren een aantal arbeiders buiten hun woningen in besloten ruimten arbeid verrichten;
— (in de Katholieke streken) fabriek eener kerk, de bijzondere kas voor het onderhoud en de versiering der kerk; (ook) het bestuur van zulk eene kerkfabriek;
— dat is eene vertelling van zijne eigen fabriek, die heeft hij zelf verzonnen.