Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie T
- Tuimelaar
- Tuimelbank
- Tuimelen
- Tuimelgeest
- Tuimeling
- Tuimelkar
- Tuin
- Tuinaarde
- Tuinbouwbedrijf
- Tuinder
- Tuindeur
- Tuinekster
- Tuinen
- Tuineppe
- Tuinier
- Tuinieren
- Tuiniersalmanak
- Tuinkamer
- Tuinkers
- Tuinman
- Tuinmansbedrijf
- Tuinmerel
- Tuinzwaluw
- Tuipaal
- Tuischen
- Tuischer
- Tuistrop
- Tuit
- Tuitband
- Tuitelachtig
- Tuitelen
- Tuitelig
- Tuiten
- Tuithoed
- Tuitouw
- Tuits
- Tuk
- Tukken
- Tul
- Tulband
- Tulbandspan
- Tule
- Tulen
- Tulp
- Tulpeblad
- Tulpenbed
- Tulpenboom
- Tulpesoort
- Tulpomanie
- Tult
- Tumbler
- Tumult
- Tumultuant
- Tumultueeren
- Tumultueus
- Tumulus
- Tunica
- Tuniek
- Tunnel
- Tunnelas
- Turbatie
- Turbeeren
- Turbine
- Turbineur
- Turbulent
- Turbulentie
- Turco
- Tureluren
- Tureluur
- Tureluursch
- Turen
- Turf
- Turfaarde
- Turfachtig
- Turfakker
- Turfjeslijst
- Turfkarton
- Turfmaker
- Turfpakhuis
- Turfschip
- Turk
- Turken
- Turkoois
- Turkooizen
- Turksch
- Turlupinade
- Turmalijn
- Turnen
- Turner
- Turngereedschap
- Turrenkruid
- Turven
- Tusschen
- Tusschenartikel
- Tusschenbeide
- Tusschenbeurt
- Tusschendeks
- Tusschendeksbatterij
- Tusschendijks
- Tusschendoor
