Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie M
- Matten (1)
- Matten (2)
- Matten (3)
- Matten (4)
- Matten (5)
- Mattenbies
- Mattenklopper
- Mattenkoopman
- Matter
- Matthijs
- Mattig
- Mattigheid
- Maturatie
- Maturitas
- Matvijl
- Mauritiuspalm
- Mauser
- Mausoleum
- Mauve
- Mauwen
- Mavors
- Max
- Maxim
- Maximaal
- Maxime
- Maximiliaan
- Maximum
- Mayonnaise
- Mayor (eng.)
- Mazaganboon
- Mazagran
- Mazelen (1)
- Mazelen (2)
- Mazelhout
- Mazen
- Mazenhaakje
- Mazier
- Mazuliet
- Mazurka
- Me
- Mea culpa
- Meander
- Mecenas
- Mechanica
- Mechanicus
- Mechaniek
- Mechanisch
- Mechanisme
- Meconine
- Medaille
- Medailleur
- Medaillist
- Medaillon
- Medaillonportret
- Mede (1)
- Mede (2)
- Mede (3)
- Medeaansprakelijk
- Medeaanwezig
- Medeaanzitten
- Medeafgevaardigde
- Medearbeiden
- Medearbeider
- Medebetalen
- Medebewoner
- Medebrengen
- Medebroeder
- Mededansen
- Mededeelbaar
- Mededeelen
- Mededeelend
- Mededeelzaam
- Mededienstknecht
- Mededingen
- Mededirecteur
- Mededoen
- Mededoogen
- Mededoogend
- Mededoogenloos
- Mededrinken
- Medeëeuwig
- Medeëigenaar
- Medeëten
- Medeëter
- Medegaan
- Medegaand
- Medegenoot
- Medegeven
- Medegevoel
- Medegezel
- Medehandelaar
- Medehebben
- Medehelpen
- Medehelper
- Medehuurder
- Medeïngezetene
- Medeklinken
- Medeklinker
- Medekomen
- Medekrijgen