Gepubliceerd op 19-09-2018

Medegaan

betekenis & definitie

Medegaan (ging mede, is medegegaan), [ook MEEGAAN], met anderen gaan wij hadden het hem niet gevraagd, hij was uit zichzelf meegegaan;

— (iem.) vergezellen ’t is reeds donker ik zal maar even met de dames medegaan;
— (zeew.) het anker gaat mee, sliert over den bodem, het houdt niet;
— (fig.) doen wat anderen doen: wij zijn niet van plan door dik en dun met den minister mee te gaan:
— die schoenen kunnen nog best een paar maanden meegaan, zijn nog zoolang te gebruiken;
— (Zuidn.) alles gaat hem mede, loopt hem mee, is hem gunstig.

< >