Mededoen (deed mede, heeft medegedaan), [ook MEEDOEN], aan iets deelnemen, van de partij zijn, zich bij anderen aansluiten wij gaan spelen, doet gij mede ?; wij moeten allen meedoen, anders komt er niets van terecht; hij heeft zeker ook weer meegedaan ?
— in toepassing op de manier van leven, van zich te vermaken, uit te gaan enz. zij kunnen niet meedoen, hun inkomen is te gering.