Gepubliceerd op 19-09-2018

Mede (3)

betekenis & definitie

Mede MEE, bw. de bijwoordelijke vorm van het voorzetsel met: hij bemoeit zich nergens mee, met niets; hij lacht er wat mee; hiermee; daarmee; ik zend u hiermee, met, bij dezen brief; (bij verzwegen werkwoord) hij kan met mij wel mee (gaan); hij mag niet mee,

— ook, benevens: zult gij mede van de partij zijn ?; dat is mee in uw voordeel; jij mee zoo, als antwoord op een afscheidsgroet b. v.; ik feliciteer u en al uw huisgenooten mede. [Mede vormt tallooze met werkw. scheidbare samenstellingen, waarvan hier alleen de voornaamste gegeven worden].

< >