Gepubliceerd op 02-09-2018

Enkelvoud

betekenis & definitie

ENKELVOUD, o. (-en), (taalk.) (van zelfst. woorden) die vorm van een woord, die aanduidt, dat er maar ééne zelfstandigheid van die soort wordt bedoeld, (van bijv. woorden en werkwoorden) de overeenstemmende buigings- of vervoegingsvorm: een woord staat in het enkelvoud of meervoud.

< >