Gepubliceerd op 02-09-2018

Droom

betekenis & definitie

DROOM, m. (-en), eigenaardige werkzaamheid van den geest tijdens den slaap, waardoor levendige voorstellingsreeksen (vaak in een grillig spel) gevormd worden, zoodat de persoon meent dat alles te beleven iets in den droom zien;

— eene in dien toestand gevormde voorstellingsreeks ik heb een grappigen, een benauwden droom gehad; droomen zijn bedrog; een schoonen droom droomen;
— (bij uitbr.) overpeinzingen, gewaarwordingen, begeerten die door hare onbepaaldheid, hare weinige orde aan droomen doen denken een droom van liefde, van geluk; mijn droom, ging in vervulling;
— datgene wat de geest zich denkt zonder dat het werkelijkheid kan zijn rechtvaardigheid, ze is een droom, een ijdele waan;
— was het geen droom ? was het werkelijkheid ?; het leven is een droom;
— iem. uit den droom helpen, hem uit zijne dwaling helpen, beter inlichten. Droompje, o. (-s).