Gepubliceerd op 02-09-2018

Drillen

betekenis & definitie

DRILLEN, (drilde, heeft gedrild), gaten maken (met de drilboor);

— de naalden drillen, de scherpe kanten der oogen afslijpen;
— in den wapenhandel onderrichten, oefenen een goed gedrilde troep is tegen eene ordelooze menigte bestand;
— africhten (in eenige kunst, voor een examen): ontwikkeling wordt op deze school niet beoogd, de jongens worden voor examens gedrild;
— wij zullen hem wel drillen wel terechtbrengen, door straf, eene strenge behandeling; (ook) aan strenge tucht gewennen;
— eene zwaaiende, trillende beweging geven hij drilde zijne speer; schud len, beven, trillen: het huis drilde van den slag;
— met gedruisch heen en weer loopen hij drilt den ganschen dag door ’t huis;
— (gew.) zwieren, losbandig rondloopen
— in rijen zaaien;
— (zeew.) een schip op de helling drillen, winden. DRILLING, v. (-en).