Het begrip dij heeft 3 verschillende betekenissen:
1. dij - DIJ, pers. vnw. 2e p. enk., 3e en 4e naamw., ook Dl, niet zelden bij Zuidn. schrijvers voorkomende, overigens bijna verouderd;_ (spreekw.) heden mij, morgen dij, heden geldt het mij, morgen u.
2. dij - DIJ, m. (gew.) er zit geen dij in, het dijt niet uit; (ook) het kind groeit niet.
3. dij - DIJ, v. (-en), (vleezig deel van het) bovenbeen (van de knie tot de bil); stevige, dikke dijen;
— overeenkomstig lichaamsdeel van andere dieren (nagenoeg alleen in de nat. hist.). Dijtje, o. (-s).