DIJADER, v. (-s, -en), (ontl.) ader tot afvoering van het bloed uit de onderste ledematen;
...SLAGADER, v. (-en), aanvoerend vat der onderste ledematen;
...BEEN, o. (-deren), been in de dij (van heupkom tot knieschijf);
...BEENZENUW, v. (-en), zenuwstam uit de lendenvlecht naar de dijen loopend;
...BREUK, v. (-en), breuk van het dijbeen.