Gepubliceerd op 02-09-2018

Daags

betekenis & definitie

DAAGS, bw. iederen dag hij gaai driemaal daags naar school;

— hij wint een gulden daags, per dag;
— daags te voren, den dag te voren;
des daags, *s daags bw. uitdrukking;
— hij doet het driemaal ’s daags (over dag, op den dag) en driemaal ’s nachts.