CLUB, v. (-s), besloten gezelschap, sociëteit: naar de club gaan, de club bezoeken;
— vereeniging ter gezamenlijke beoefening van eenige wetenschap of uitspanning: voetbalclub, turnclub, dansclub, ijsclub;
— politieke vereeniging de anti-revolutionnaire kamerclub;
—GEBOUW, o. (-en);
—GEEST, m. de geest die de leden eener club bezielt (vaak ongunstig);
—GENOOT, m. (-en), medelid eener sociëteit, van een zeker gezelschap;
—LID, o. (-en);
—VERGADERING, v. (-en).