CHARGE, v. (-s), (handel) overeenkomst tusschen bevrachter en schipper aangaande den aard en de bestemming der vracht en aangaande de vrachtsom;
— hevige aanval der cavalerie (ook der politie) eene charge met de blanke sabel maken;
— karikatuur (tooneel) eene charge van eene rol maken, die overdreven, bespottelijk spelen;
— getuigen à charge, getuigen die door het Openbaar Ministerie zijn opgeroepen; vgl. décharge.