Schipper - m. (-s), beheerder van een schip, gezagvoerder;
— hoogbootsman (op een oorlogsschip); (fig.) hij is schipper te voet geraakt, hij is afgezet, uit zijne betrekking ontslagen;
— schipper en stuurman tevens zijn, besluiten nemen en zelf ze uitvoeren. SCHIPPERTJE, o. (-s).