CAISSON, v. (-s), kistwagen, legerkist, proviand-, kruitwagen; kistje onder den bok van een rijtuig;
— (waterb.) ijzeren klok of werkkamer met mantel, om in te werken; men laat ze in den bodem zinken, vult ze later met beton op; dient als fondament bij de sluizen- en bruggenbouw;
— vak eener caissonzoldering.