BROEDERSCHAP, v. de betrekking tusschen broeders; nauwe bloed- of stamverwantschap; plichtsbesef der broeders: goede broederschap houden;
— broederschap drinken, op zekere wijze door een dronk de vriendschap bezegelen;
— vrijheid, gelijkheid en broederschap, bekende leus der Fransche revolutie;
—, (-pen), de gezamenlijke broeders, de vereeniging van broeders;
— (R. K.) kerkelijk goedgekeurde vereeniging van leeken en geestelijken, tot doel hebbende geestelijke ontwikkeling van de leden, door het beoefenen van bijzondere werken van godsvrucht of naastenliefde
— vrijmetselaarsloge;
— vereeniging van beroepsgenooten: de broederschap der notarissen, der ontvangers;
— Protestantsch kerkgenootschap de Remonstrantsche Broederschap;
— (bij uitbr.) gezelschap van personen tot denzelfden stand, kring enz. behoorende: hij is ook van de broederschap, lust gaarne sterken drank;