BOSCHJE, o. (-s), een klein bosch; een stuk grond, met kreupelhout begroeid; struik;
— (gew.) om de boschjes loopen, heimelijk de school verzuimen, vgl. achter de haag loopen, (ook) het werk aan anderen overlaten, vgl. om de bulten loopen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: