BOKKING, m. (-en), BOKKÜM, m. (-s), gerookte haring;
— diepwatersche bokking, gezouten en weinig gerookt;
— (fig.) iem. een bokking geven, scherpe berisping, vinnig verwijt;
— hij droogt uit als een Harderwijker bokking, van een vervelend mensch gezegd. Bokkinkje, o. (-s).