Gepubliceerd op 01-09-2018

Blaas

betekenis & definitie

BLAAS, v. (blazen), een vliezig, rekbaar vat in dierlijke lichamen, in het bijz. de pisblaas; hij heeft kou op de blaas;

steen in de blaas hebben, het graveel;
— eene blaas met ijs op het hoofd, eene varkensblaas;
— eene blaas op ingemaakte augurken, een stuk varkensblaas;
— in plaats van blaas neemt men tegenwoordig getahperchapapier;
— hij loopt weg voor eene blaas met bonnen, hij is gauw bang;
— waterbel; zeepbel; luchtbel; zie ZWEMBLAAS. Blaasje, o. (-s).