BIJDRAGEN, (droeg bij, heeft bijgedragen), bijdragen tot, helpen tot stand brengen;
— ik wil gaarne iets bijdragen, eenig geld daarvoor geven;
— teekenen draagt bij tot ontwikkeling van 't schoonheidsgevoel. BIJDRAGER, m. (-s). BIJDRAGING, v. (-en), bijdrage.