BETRACHTEN, (betrachtte, heeft betracht), in acht nemen, opvolgen;
— leer ons, o Heer, uw lijden recht betrachten;
— de deugd betrachten, deugdzaam handelen;
— zijn plicht betrachten, volbrengen, doen. BETRACHTER, in. (-s). BETRACHTSTER. v. (-s). BETRACHTING, v. (-en), oefening, vervulling plichtsbetrachting.