BEROEPSHALVE, bw. uit kracht van zijn beroep; ambtshalve;
...KEUZE, v.;
...KIEZER, m. (-s), iem. die krachtens zijn beroep, zijn ambt kiezer is;
...KLASSE, v. (-n);
...MISDADIGER, m. (-s), iem. die het plegen van misdaden als het ware als een beroep beschouwt;
...PLICHT, m. (-en);
...RAAD, m. (...raden);
...RIJDER, m. (-s) iem. die aan wedrennen en harddraverijen deelneemt om daarmee zijn brood te verdienen.