BEPLEISTEREN, (bepleisterde, heeft bepleisterd), met pleisters beleggen een bepleisterd voorhoofd;
— met eene dunne laag fijne kalk, pleistermortel of Portlandsch cement bestrijken;
— (fig.) bewimpelen, vergoelijken;
— (bijb.) bepleisterde graven, toestanden, uitwendig mooi en goed, doch innerlijk geheel bedorven en rot; soms ook van personen gezegd. BEPLEISTERING, v. (-en).