Gepubliceerd op 01-09-2018

Beloven

betekenis & definitie

BELOVEN, (beloofde, heeft beloofd), toezeggen; (Holland en Brabant of) gouden bergen beloven, schitterende beloften doen, eene fraaie toekomst voorspiegelen;

veel beloven en weinig geven, doet de gekken in vreugde leven; beloven en houden is twee;
— het beloofde land, het land van belofte;
— iem. een pak slaag beloven, daarmee bedreigen;
— eene aardige meid, dat beloof ik je, dat verzeker ik je;
— doen verwachten, aanleiding geven iets te hopen: de boomen beloven veel, zitten vol bloesem of knoppen;
— zich weinig, niet veel (goeds) van iets beloven, verwachten;
— ik heb er mij weinig van te beloven, ik zal er slecht mee varen, weinig bij opsteken. BELOVER, m. (-s). BELOOFSTER, v. (-s).