Gepubliceerd op 12-09-2018

Gunst

betekenis & definitie

GUNST, v. (-.,n), gunstige gezindheid, genegenheid ik verheug mij in zijne gunst; ik beveel mij aan in uwe gunst; bij iem. in de gunst staan, in de gratie zijn;

begunstiging het is meer gunst dan kunst, gezegde om aan te duiden dat benoemingen dikwijls aan gunst te danken zijn;.
— verzoeke om de gunst en recommandatie, om de klandizie en aanbeveling;
— blijk van eene gunstige gezindheid: iemand eene gunst bewijzen;
— inz. de blijken van genegenheid eener vrouw hij genoot hare gunsten reeds lang;
— ten gunste van, in het belang, in het voordeel van.