Gepubliceerd op 01-09-2018

Beek

betekenis & definitie

BEEK, v. (beken), smal stroomend water dat nog overal doorwaadbaar is: door de samenvloeiing van eenige beken ontstaan de rivieren;

— regenbeken stroomen slechts in het natte jaargetijde, anders zijn het holle wegen;
— stort- en stuifbeken voeren meestal gletscherwater af en vallen soms van loodrechte rotswanden van eenige honderden meters hoogte. Beekje, o. (-s). !