v. (-ren), kar waarmee aan de huizen asch en vuilnis wordt opgehaald;
— men wordt nooit van eene koets, maar altijd van eene aschkar overreden, onbeschoftheid heeft men ’t meest te wachten van menschen zonder geboorte en opvoeding;
— (scherts.) de aschkar laten rijden, gezegd van iem. die de asch van zijne sigaar overal laat vallen.