Gepubliceerd op 31-08-2018

ARREST

betekenis & definitie

o. (-en), beslaglegging op goederen;

— (veroud. alleen nog in de spreekt.) gijzeling, beslag;
— in voorloopig arrest, (in de wet) in voorloopige verzekerde bewaring, vgl. voorarrest ook iem. in arrest nemen, houden, in arrest zitten; huis van arrest:
— (bij militairen) eene bepaalde soort van krijgstuchtelijke straffen drie dagen arrest; de officier heeft (kamer-) arrest, mag niet uitgaan;
— (zeew.) arrest onder het halfdek, waarbij een schepeling onder toezicht van een schildwacht onder het halfdek wordt geplaatst;
— arrest met, zonder accès, licht, zwaar arrest;
— uitspraak van gerechtshoven en van den Hoogen Raad; soms in tegenstelling met vonnis (uitspraak van kantongerechten en rechtbanken): bij arrest van den Hoogen Raad.