Alarmeeren (alarmeerde, heeft gealarmeerd), door alarm kleppen samenroepen: de brandweer alarmeeren, door middel van eene brandschel oproepen; de troepen alarmeeren, samenroepen, te wapen roepen door het slaan of blazen van alarm, als de slagvaardigheid plotseling en overwacht moet hersteld worden;
— schrik aanjagen, in opschudding brengen de bevolking eener stad door slechte tijdingen alarmeeren.